2.01 Vormen en namen

Naast de kleur spelen ook de vorm en andere uiterlijkheden een rol in de (commerciële) naamgeving. Enkele namen zijn al eerder de revue gepasseerd: geode, bol, donut.

 

Natuurlijke vorm

Een ruw stuk mineraal met een aantal kristalpunten wordt een cluster genoemd.

Afb. 1: Scepter-kwarts uit Zimbabwe.

 

Afb. 3 (rechts): Kathedraal-amethist.

Afb. 2: Bergkristal-cluster uit Oostenrijk.

 

Bij de 2 mineralen hieronder en hiernaast is de naam gebaseerd op associaties die de vormen oproepen.


Afb. 4: Dubbeleinder van bergkristal.

Hiernaast een  dubbeleinder, waarmee wordt bedoeld dat aan beide zijden van het mineraal een kristalpunt is gegroeid. Die moet dan wel op natuurlijke wijze zijn ontstaan en niet door slijpen. Onder de microscoop is het verschil tussen een natuurlijke en een geslepen kristalpunt gelukkig zonder problemen vast te stellen.

Afb. 5: Jumbo van oceaan-jaspis uit Madagaskar.

Slijpvormen

Een geslepen staand mineraal met een brede onderkant, die naar boven smaller wordt noemt men een jumbo. En als er een draai in zit heet het een vlam.

Afb. 6: Vlam van morondaviet (alias patchwork-jaspis) uit Madagaskar.


Populair zijn de obeliskvorm en het hart.

Afb. 7: Obelisk van calciet en aragoniet.

Afb. 8: Een hart van rozenkwarts.

 

Wat de laatste tijd een enorme rage is, dat zijn de schedels. Mensenschedels, alienschedels (lijken op E.T.), drakenschedels, de winkels liggen er vol mee. Maar mijn vrouw en ik moeten er niets van hebben, dus ik ga er ook geen plaatjes van tonen.

Maar ik vind het wel erg komisch als een verkoper een 'realistische alien-schedel' te koop aanbiedt.

Afb. 9: Een charoiet-ei tref je niet vaak aan bij je ontbijt.

 

Charoiet is een mooi, zeldzaam, paars gekleurd mineraal met een ingewikkelde chemische formule, dat alleen gevonden wordt bij de rivier de Chara in Rusland, waarnaar het vernoemd is. Opvallend zijn de vezelige kronkels in het mineraal.


En als het helemaal nergens meer op lijkt wordt het ‘free form’ genoemd. Andere meer algemene termen zijn ‘sculptuur’ of (in het Engels) ‘tumbler’.

De uiteindelijke vorm heeft alles te maken met de vorm van het ruwe materiaal, dat je gaat slijpen en hoeveel slijpverlies je wilt accepteren. Bij een bol heb je vaak veel slijpverlies, maar een mooie bol kun je weer duurder verkopen dan een ‘free form’ met hetzelfde gewicht.

Groeivormen

Kristallen ontstaan niet in één keer, maar groeien in een tijdsverloop van vaak miljoenen jaren. Soms gebeuren er dan bijzondere dingen.

 

 

Afb. 10 (links): Kyaniet ‘free form’ uit Pakistan. Hoewel de naam ‘kyaniet’ is afgeleid van het Griekse kyanos, dat ‘blauw’ betekent, bestaat er ook groene en zwarte kyaniet.

Onder weer een van onze topstukken: een cactus- of spirit-amethist. Kenmerkend zijn de vele kleine kristalletjes, die op de ‘hoofd’-kristallen zijn gegroeid.

Afb. 11: Cactus- of spirit-amethist uit Zuid-Afrika.


Botryoïdaal

De vorm hieronder wordt botryoïdaal genoemd (of botryodaal of globulair). De term is afgeleid van het Griekse botrus, dat druiventros betekent.

Deze vorm ontstaat als er zandkorrels o.i.d. zijn, waar het mineraal omheen groeit, waarna de zo gevormde bolletjes weer over elkaar heen groeien.

Afb. 12: Botryoïdaal coronadiet uit Marokko.

 

Coronadiet is een lood-mangaan oxide (PbMn4+6Mn3+2)O16. De naam heeft niets de maken met de ziekte, die ons al een tijdje in zijn greep houdt, het is genoemd naar Francisco de Coronado, een 16e eeuws Spaans ontdekkings-reiziger in de Nieuwe Wereld.

Onder een ‘grape chalcedony’ oftewel druif-chalcedoon. De druifjes zijn hier kleiner dan bij de coronadiet.

 

Afb.13: Grape chalcedony uit Indonesië.

 

Dit materiaal wordt nog wel eens foutief 'grape agate' genoemd. Het is echter geen agaat.

 

Fantoom

Soms groeit een nieuw kristal over een reeds gevormd kristal. Als het materiaal helder is, kun je het eerdere kristal zien zitten. Dit wordt een fantoom genoemd.

Afb. 14: In deze amethist-punt zit een fantoom. De putty, die op de punt van het kristal zit, is om deze te beschermen.


Insluitsels

Fantoomkwarts, sjamaankwarts, lodoliet, chlorietkwarts: deze termen worden door elkaar heen gebruikt, maar toch worden ze vaak verschillend omschreven. De definitie van een fantoom is redelijk helder. Lodoliet en chlorietkwarts worden meestal gedefinieerd als kwarts met insluitsels van andere materialen.

De bol onder wordt mos-agaat genoemd, omdat de groenige insluitsels het idee van mos geven. 

Afb. 15: Mos-agaat ('schimmel-agaat' had ook gekund, maar dat verkoopt waarschijnlijk minder goed :-)).

Afb. 16: Dit stuk chloriet-kwarts is groter dan je zo zou denken: van links naar rechts meet het 23 cm.

Afb. 17: Dendriet-agaat uit China. In 1.05 kwamen we al een dendriet-opaal tegen. Het gaat in beide gevallen om boomachtige structuren in het materiaal.


Trommelen

Het is je ongetwijfeld opgevallen dat riviergrind altijd zulke mooie afgeronde vormen heeft. Dit komt doordat de keien honderden kilometers zijn meegesleurd door de rivier, waarbij ze door het zand op de bodem als het ware geslepen zijn.

Een trommelmachine slijpt de stenen door deze in water over elkaar heen te laten schuren. Omdat er slijppoeder in dit water zit, dat tussen de stenen komt, slijpen de stenen elkaar af. Het proces is hetzelfde als het afronden van stenen in een rivier. Deze ‘trommelstenen’ tref je bij elke mineralenverkoper aan.

Als je de investering er voor over hebt, kun je ook zelf stenen trommelen.

De handel verkoopt daarnaast ook (getrommelde) ‘handstenen’ en ‘palmstenen’. Ik heb geen idee wat het verschil is met een ‘gewone’ trommelsteen. 

Afb. 19: Mookaiet jaspis trommelsteen.

 

Afb. 18 (links): Deze trommelmachine is voor zo’n 170 euro te koop bij Amazon.