2.23 Silicaten deel 4

Fyllosilicaten

De kristallen van fyllosilicaten liggen in een plat vlak en vormen laagjes, die boven op elkaar liggen.

Afb. 1: In 1.03 staat een stukje muscoviet, een mica-soort, afgebeeld. Hierboven een foto van de zijkant van datzelfde stukje, waarbij je goed kunt zien dat het mineraal is opgebouwd uit laagjes.

Deze groep silicaten bestaat uit 3 subgroepen en een aantal ‘losse’ mineralen. De grootste subgroep wordt gevormd door de reeds genoemde mica’s.

Mica

Binnen de mica-groep zijn er vervolgens weer 2 sub-subgroepen: biotiet en chloriet. 

Afb. 2: Biotiet wordt ook wel ijzermica genoemd, terwijl er niet altijd ijzer in zit. Wel bevat het altijd kalium, dus ‘kaliummica’ zou toepasselijker zijn.

 

Veel mineralen worden helaas verkocht onder de naam 'biotiet' of 'chloriet', waarbij onduidelijk is om welk lid van de groep het gaat.

Afb. 3: Flogopiet is een biotiet, waar geen ijzer in zit. Afkomstig uit Noorwegen.

Afb. 4: Een mica, waarvan ik vermoed dat het ook biotiet is.



Van kalium (Engels: potassium) komen in de natuur 3 isotopen voor, in een vaste verhouding: 39K, 40K en 41K. Ongeveer 0,012% van de kaliumatomen bestaat uit het radioactieve 40K. Kalium, dat wij nodig hebben om ons hart goed te laten functioneren, is daarmee de belangrijkste bron van radioactiviteit in ons lichaam.

Kalium komt, net als natrium en lithium niet vrij in de natuur voor, maar alleen in gebonden vorm. Het reageert met zuurstof aan de lucht en explosief met water.

(Bron: Wikipedia)


Chloriet zijn we al eerder tegen gekomen in  in de vorm van chlorietkwarts. Het gaat daarbij om chloriet als insluitsel van kwarts.

De meest voorkomende chlorieten zijn clinochloor (met Mg als voornaamste kation) en chamosiet (Fe2+), gevolgd door pennantiet (Mn2+).

Afb. 5: Chlorietkwarts uit Pakistan.

Afb. 6 (boven) en 7 (rechts): Serafiniet, een variëteit van clinochloor. Het exemplaar hierboven is afkomstig uit Rusland.

 

Chloriet heeft overigens niets met het element chloor (Cl) te maken. Wel ontlenen beide hun naam aan het Griekse chloros dat ‘groen’ betekent.

Het spiegelen, waaraan mica zijn naam te danken heeft, zie je wel op de foto’s. De mooie glans krijg ik helaas niet goed vastgelegd.


Afb. 8: Lepidoliet is een lithium-houdende mica, die gekenmerkt wordt door zijn vaak paars-roze kleur.

Afb. 9: Fuchsiet is een chroom-houdende variant van muscoviet. Afkomstig uit Brazilië.

 

Chamosiet en pennantiet hebben we (nog?) niet in onze verzameling. Maar wel enkele andere mica’s.

Afb. 10: Blauwe cavansiet op matrix.

 

Een foto van kämmereriet, een chroomhoudende clinochloor met een prachtige magenta kleur, staat in 1.10.

Afb. 11: Een jumbo van lepidoliet met veel glimmers.

 

Cavansiet vind ik qua kleur en structuur erg lijken op chalcanthiet (zie o.a. 2.18). Verrassend genoeg is het geen koperhoudend mineraal. Wel zit er vanadium in: Ca(VO)Si4O10·4H2O.

De Nederlandse Wikipedia rekent cavansiet tot de mica's, Nickel-Strunz echter niet.


Kleimineraal

De 2e subgroep van de fyllosilicaten zijn de kleimineralen. Voor zover ik kan nagaan worden deze nauwelijks verzameld, ook niet door ons. Om er hier toch een te kunnen laten zien, heb ik een stukje aangeschaft. En dat was nog lastig, want het wordt weinig aangeboden.

Afb. 12a: Kaoliniet uit Engeland (foto gemaakt door de verkoper).

 

Als je de foto hierboven bekijkt dan snap je ook wel dat de gemiddelde mineralenverzamelaar hiervoor niet in de rij staat. Toch bestaat de kans dat je kaoliniet in je servieskast hebt staan, want het wordt van oudsher gebruikt om porselein te maken.

Verder wordt het o.a. gebruikt als witmaker in papier, verf, plastic, veevoeder en zelfs in geneesmiddelen.


Porselein werd zo’n 1.200 jaar geleden uitgevonden in China. Het  bestaat uit kaolien (een kleisoort, die voor een groot deel uit kaoliniet bestaat), kwarts en veldspaat en wordt op een hoge temperatuur gebakken. Het is hard, niet poreus en smaakloos, verkleurt nauwelijks en kan tegen hoge temperaturen, zodat het geschikt is om in een oven te gebruiken. (Bron: Wikipedia)


Het is poreus en bijzonder licht van gewicht. En het gaat gemakkelijk kapot, zoals je hieronder kunt zien.

Afb. 12b: Dezelfde kaoliniet blijkt na aankomst in 2  stukken te zijn gebroken.

 

Serpentijn

De 3e groep wordt gevormd door de serpentijnen. Hier doet zich weer het verschijnsel voor, dat mineralen vaak onder de naam serpentijn worden verkocht zonder nadere specificatie om welke serpentijn het gaat.

Dat geldt ook voor de bol rechtsboven. Gezien de kleur vermoed ik dat het om antigoriet ((Mg,Fe2+)3Si2O5(OH)4) gaat.

Afb. 13: Flinke bol van serpentijn, waarschijnlijk antigoriet. Afkomstig uit Afghanistan.

Afb. 14: Deze 'free form' van serpentijn is meer geelgroen, wellicht is het lizardiet.


Afb. 15: Deze lichtgroen met grijze serpentijn wordt verkocht onder de naam ‘infinity stone’. Afkomstig uit Schotland.


Binnen de serpentijnen valt ook een mineraal, dat onder de verzamelnaam ‘asbest’ wordt geschaard.

Chrysotiel (niet in onze verzameling) staat  bekend onder de naam ‘witte asbest’. Het is verreweg de meest gebruikte asbestsoort. De andere asbestsoorten vallen onder de amfibolen en die behoren tot de inosilicaten, die later aan bod komen. Daar ook meer over het fenomeen asbest.


Afb. 16 (rechts): Oranje heulandiet op lichtgroene apofylliet.


Kortgeleden besteedde het tv-programma De Keuringsdienst van Waarde aandacht aan edelstenen. Onderzoek liet daar zien dat het merendeel van de stenen, die als jade werden verkocht in werkelijkheid van serpentijn waren, een zachter en veel goedkoper mineraal.


Apofylliet

is de volgende groep mineralen. De subgroepen zijn fluor- en hydroxy-apofylliet en een verdere onder-verdeling geschiedt naar het dominante kation.

Kenmerk van deze groep mineralen is de mooie glans, die de kristallen hebben. Apofylliet wordt vaak samen gevonden met zeoliet. In onze verzameling hebben we enkele topstukken van deze combinatie.


Afb. 17: Nog een topstuk: een forse geode met glinsterend groene apofylliet met stilbiet en sprays van witte scoleciet.

Afb. 19: Glinsterende, heldere, heel lichtgroene apofylliet met lichtoranje stilbiet en witte scoleciet uit India.

 

Afb. 18: Lichtbruine stilbiet op groene apofylliet.

 

Afb. 20 (rechts): Groene apofylliet op matrix. Het 'kuifje' bovenaan is waarschijnlijk calciet.


Okeniet en gyroliet

Het Griekse gyros betekent ‘rond’. Gyroliet dankt zijn naam aan de bolletjes, die de kristallen vaak vormen. Gyros is ook de naam voor Griekse variant van shoarma en döner kebab. De rol waarvan het vlees wordt afgesneden is rond, vandaar de naam.

Okeniet ziet er met zijn vaak pluizige voorkomen uit als een zeoliet, maar is in de praktijk naaste familie van apofylliet.

 

Afb. 22 (rechts): Heldere apofylliet met bolletjes gyroliet en wat okeniet op matrix uit India.

 

Afb. 21: De okeniet in deze geode ziet er uit als een schimmel.

Afb. 23: Gelige gyroliet-bolletjes op prehniet met aan de bovenkant 2 heldere calciet-kristallen. Afkomstig uit India.


Overig

Afb. 24: Bruine parsettensiet op matrix uit Zwitserland. Een extraatje van een verkoper.

Afb. 25: Enkele witte  kristalletjes ellingseniet op matrix uit Namibië.

 

Afb. 26: Petaliet (LiAl(Si4O10)) kleurt vaak roze doordat het lithium bevat.

 

Prehniet kwam al een aantal keren voorbij. In 2.17 voerde ik dit mineraal op als voorbeeld van een fyllosilicaat, maar dit blijkt toch iets genuanceerder te liggen.

Volgens Mindat.org is prehniet een mineraal, dat tussen fyllosilicaat en inosilicaat in zit en rangschikt het in de categorie inosilicaten, subgroep ‘Transitional ino-phyllosilicate structures’. Zeg dat maar eens 5 keer snel achter elkaar. :-)

Dana en de Nederlandse Wikipedia rangschikken prehniet echter onder de fyllosilicaten. Ach, we zullen Mindat.org maar weer aanhouden, dus nog even geduld tot Silicaten deel 5.


Tenslotte

In maart 2020 was ik in Berlijn. Mijn vrouw bleef thuis i.v.m. de corona-pandemie. Als souvenir wilde ik een steentje voor haar meenemen. In de plaatselijke stenen- en mineralen-winkel zag ik een leuke blauwe steen. Die was niet eens zo groot, ik schat iets van 12 x 7 x 7 cm.

Toen ik de winkelier naar de prijs vroeg bleek het blauwe mineraal carletoniet te zijn en de prijs van de steen 2.400 euro. Feilloos had ik weer eens de duurste steen in de hele winkel uitgezocht. Gelukkig heb ik mijn vrouw  blij kunnen maken met een andere, goedkopere, steen.

Op eBay kon ik later een steentje met hetzelfde mineraal kopen. Veel kleiner en ook een wat minder sprekende blauwe kleur. Maar deze kostte dan ook slechts 24 euro.

Afb. 33: Blauwe carletoniet op matrix uit Canada.

 

De vindplaats van het exemplaar hierboven is Mont Saint-Hilaire, een heuvel bij de gelijknamige voorstad van Montreal, provincie Quebec, Canada.

De oppervlakte van de heuvel bedraagt niet meer dan 43 km2, waarvan 9 km2 opengesteld is voor het publiek. De rest is natuurreservaat.

 

Afb. 35 (rechts): Uluru in Australië.

Er is op de wereld waarschijnlijk geen plek te vinden, waar op zo'n beperkt oppervlak zo’n enorme verscheidenheid aan mineralen te vinden is, n.l. tussen de 500 en de 600.

Afb. 34: Mont Saint-Hilaire, Quebec, Canada, gewoonlijk afgekort tot MSH.

 

De heuvel steekt op een markante manier boven het vlakke landschap uit, die mij doet denken aan Uluru, alias Ayers Rock, in Australië.


Het is opletten met namen van mineralen. Deze pagina gaat over carletoniet, genoemd naar de Carleton Universiteit in Ottawa, Canada. Maar er bestaat ook carltoniet. Dat is de naam voor ijzer, dat gevonden wordt in de zgn. Carlton-meteoriet.